Waarom is wiskunde zo onwerkelijk?

Vandaag stuitte ik op boeiende teksten van de hand van Han de Bruijn en Ad Lagendijk. Een rijk pallet aan gedachten over de menselijke verhouding met wis- en natuurkunde is door hen gegeven met veel aanknopingspunten voor de website ionawiskunde. Deze moedige fysici nemen hun verantwoordelijkheid en zetten vanuit een rijke ervaring elk haarfijn een visie neer, die een aantal van mijn standpunten in deze website wel eens op z'n kop zouden kunnen gaan zetten. Een uitgelezen moment om het boek "Filosofie er Vrijheid" van Rudolf Steiner erbij te betrekken. Komende tijd ga ik hiermee aan de slag en publiceer mijn bevindingen gaandeweg op deze pagina.

DJA 19 juni 2022.

Han de Bruijn


ir. Technische natuurkunde (natuurkundig ingenieur),  geboren 6 juli 1947 te Breda.
Opleiding
1959 - 1966: Klein seminarie (gymnasium-B) Ypelaar te Breda Bijzondere belangstelling voor biologie en scheikunde.
1966 - 1973: Technische Hogeschool (tegenwoordig Universiteit) Eindhoven; studie Technische Natuurkunde Afgestudeerd bij prof. L.J.F. Broer, richting Theoretische Fysica Diploma behaald 21-09-1973.

Loopbaan

1974 - 1985: In vaste dienst bij Neratoom B.V. te den Haag. 1985 - 1986: Wetenschappelijk hoofdmedewerker van de afdeling Technische Natuurkunde van de Technische Hogeschool (tegenwoordig Technische Universiteit) te Delft.
1986 - 2000: Beheer van Grafische en Technisch Wetenschappelijke Applikaties bij het Rekencentrum,
daarna systeembeheer bij de Technische Universiteit te Delft.
2000 - 2012: In dienst bij de groep 'Software voor Onderwijs en Onderzoek' van de 'Dienst Technische Ondersteuning.
Bron: www.alternatievewiskunde.nl

Waarom is wiskunde zo onwerkelijk?


In 1995 gaf Han de Bruijn een filosofische beschouwing uit over de dikwijls gestelde vraag of wiskunde een abstractie van de zintuigelijke ervaring is ("ontdekking") dan wel een platonische creatie van de menselijke geest ("uitvinding"). Dit werk is tot in 2019 bijgewerkt. Hieronder volgt de samenvatting door Han de Bruijn.

Samenvatting

  1. De exactheid van de wiskunde is natuurlijk, maar niet vanzelfsprekend, zo blijkt uit de geschiedenis.
  2. Wiskunde is niet in de eerste plaats ontsproten aan een "creatieve oer-intuïtie", maar voortgekomen uit praktische maatschappelijke behoeften en omstandigheden.
  3. Een aanschouwelijke voorstelling van meetkundige zaken kan slechts op grond van een zeer bepaalde filosofische overtuiging als minderwaardig of misleidend worden aangemerkt.
  4. Men heeft de intrinsieke onnauwkeurigheid van praktische meet- en rekenkunde aanvankelijk niet als een onvolkomenheid opgevat.
  5. De algebra dankt haar huidige exacte karakter grotendeels aan de idealisatie die van de meetkunde is uitgegaan. Het numerieke rekenen zou op zich geen aanleiding hebben gegeven tot een dergelijke absolute nauwkeurigheid.
  6. Moeilijkheden met irrationale getallen kunnen niet optreden in een primitieve praktische meetkunde. Zij zijn louter het gevolg van een idealistische opvatting van deze meetkunde en de onvermijdelijke doorwerking daarvan in de algebra.
  7. Vanuit een modern standpunt zijn meetinstrumenten min of meer zelfstandige wezens die ook zonder menselijke tussenkomst het vermogen bezitten om waarnemingen te verrichten en te verwerken.
  8. Meten is een zuivere vorm van abstraheren: er vindt geen idealisatie plaats. Een meetinstrument is het voorbeeld bij uitstek van een zuiver abstractie-mechanisme.
  9. De exactheid van natuurwetten kan alleen maar van idealistisch mathematische aard zijn. In de (experimentele) fysica is er geen enkele wetenschappelijke basis voor te vinden.
  10. Puur mathematische uitgangspunten zouden bij toepassing per ongeluk wel eens kunnen veranderen in puur fysische uitgangspunten.
  11. De natuur gehoorzaamt niet aan wiskundige, doch de wiskunde gehoorzaamt aan natuurlijke wetten, natuurwetten namelijk die bepalen hoe een evolutie in zijn werk gaat.
  12. Dat door Plato's idealistische opvattingen de wiskunde meer los is komen te staan van de praktijk, is alleszins begrijpelijk maar niet zonder meer "logisch".
  13. Men kan niet ergens tussen de natuurwetten een grens trekken en zeggen: aan deze kant is alles exact, en aan die kant is alles een benadering.
  14. De filosofie van het mathematische model is de manier bij uitstek om te ontkomen aan het permanent sluimerende conflict tussen de theoretische wiskunde en de praktische toepassing.
  15. Sommige stukken van de wiskunde zijn voor eeuwig gedoemd tot onbruikbaarheid, en het is zeker mogelijk om er achter te komen welke stukken dat precies zijn.
  16. Dank zij de opkomst van de digitale computer heeft de wiskunde zich kunnen transformeren tot een volwaardige empirische wetenschap.

Mijn eerste indruk bij het lezen 20 juni 2022

  • De schrijver geeft een eigen mengeling van materialisme, ethiek en religie.
  • De beschouwingen vertonen veel kenmerken van historisch-materialisme.
  • De geschetste tegenstelling van wiskunde als ontdekking versus uitvinding leidt af van de essentie. Zowel abstractie van de zintuigelijke ervaring als productie door de menselijke geest kunnen immers "ontdekking" worden genoemd. In het eerste geval onderscheidt de mens hoofdzaak van bijzaak, dat wil zeggen hij/zij 'pakt' de essentie, het juiste begrip, dat hout snijdt in de context, waarin de waarneming plaats vindt, in tegenstelling tot een onbelangrijke omstandigheid. Ook in het grijze verleden kon een al dan niet juist onderscheid zo nu en dan uiteraard grote gevolgen hebben. In het tweede geval dwingt de waarneming in mindere mate tot het vinden van het gepaste idee. Het denken is dan meer proactief dan reactief.
  • Terecht merkt de schrijver op: "dat het begrip 'lijn' niet abstracter is dan het begrip 'koe'.", waarmee hij wil zeggen dat beide begrippen uitsluitend concrete zaken betreffen, maar zelf geen gedachte of begrip zijn. Nu komt de aap uit de mouw. Dat het begrip koe niet alleen op één enkele waarneming van toepassing is, maar evenzo op een grote diversiteit aan concrete, individuele en groepsgewijze verschijningsvormen, die zich in ruimte en tijd ontwikkelden of bezig zijn zich te ontwikkelen, vereist een begrippenwereld. Zo moet ik zeggen dat het begrip 'koe' niet minder een begrip is dan het begrip 'lijn'.
  • De bovengenoemde punten 1 tot en met 4 verwijzen onder meer naar Plato en zijn ideeënleer (theory of forms). De Bruijn: "Plato was afkomstig uit een aristocratisch milieu. Bovendien leefde hij in een slavenmaatschappij. Filosofie bedrijven was in die tijd weggelegd voor vrije burgers, dat wil zeggen voor mensen die vrijgesteld zijn van arbeid. Praktisch werk doen was immers slavenbezigheid. Dat Plato de materiële realiteit als daarom hinderlijk en minderwaardig ervaarde, is niet zo heel verwonderlijk. Dat door Plato's idealistische opvattingen de wiskunde meer los is komen te staan van de praktijk, is niet zonder meer "logisch", maar wel begrijpelijk." Hier beperkt de schrijver slavernij tot standsverschil, terwijl Plato meer lijkt te spreken over de ketening van de menselijke ziel-geest aan een lichaam met zintuigen.
  • Het vorige punt wordt ondersteund door de etymologie van het woord lichaam. Dit is een samenstelling van de Germaanse woorden 'lic' (lijk, vlees, zoals in likdoorn) en 'haam' (heem, hiem, geheim, om, hemd, ontheemd). In de tijd van Plato beschouwden bewoners van wat we nu Noord-Europa noemen, zich als tijdelijke dragers van lic-haam, waarvan men bij overlijden door aflegging werd bevrijd. Vandaar hun spreekwoordelijke moed in krijgsdienst.
  • Han de Bruijn wekt de indruk mee te gaan met tijdgeest, die de mens verleidt tot geestelijke slavernij, namelijk ontkenning van zijn geestelijke kant en vergoddelijking van zijn materiële kant. Ik mis het besef dat, eenmaal gevangen in deze zelfgekozen slavernij, de mensen er sluipenderwijs toe over gaan elkaar tot moderne lichamelijke slaven te maken. Zo belandt de mens opnieuw in de aristocratische verhoudingen, die De Bruijn zo verafschuwt. Wat zien we immers? Westerse democratieën (Rusland (herboren na 72 jaar communisme), Amerika, Engeland, Europa) glijden vanaf 1989 af naar aristocratie via fascisme. Het voorbeeld van Duitsland is kennelijk niet duidelijk genoeg.
  • "Meetinstrumenten nemen het menselijk waarnemingsvermogen over", aldus De Bruijn. Ook hier accepteer de schrijver onverantwoordelijke afwezigheid van de menselijke geest, die algoritmen en geautomatiseerde processen ontwerpt en in gang zet middels werknemers, die met verlaagd zelfbewustzijn te werk gaan.


  • Ad Lagendijk


    Ad Lagendijk (Zwanenburg, 18 november 1947) is een Nederlands natuurkundige verbonden aan het FOM-instituut AMOLF in Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. Hij is daarnaast deeltijdhoogleraar aan de Universiteit Twente in Enschede.

    Lagendijk promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam in 1974. Van 1974 tot 1981 was hij werkzaam aan de Universiteit van Antwerpen. Vanaf 1981 werkte hij aan de Universiteit van Amsterdam waar hij in 1984 hoogleraar in de natuurkunde werd. Zijn inaugurele rede was getiteld "De arrogantie van de Fysicus". In 1987 werd hij tevens hoofd atoom- en laserfysica op het FOM-instituut AMOLF.
    In 1996 werd hij voltijds universiteitsprofessor aan de Universiteit van Amsterdam. In maart 2002 is Lagendijk met zijn groep verhuisd naar de Universiteit Twente. In 2005 verhuisde hij met een deel van zijn groep terug naar het FOM-instituut AMOLF, waar hij de Photon Scattering Group leidt.

    Professor Lagendijk ontving op 6 februari 2003 de Spinozaprijs 2002 voor zijn onderzoek op het gebied van voortplanting van golven in sterk verstrooiende media. Volgens de jury heeft Lagendijk dit specialisme zowel theoretisch als experimenteel tot volwassenheid gebracht.


    Bron: wikipedia

    Rudolf Steiner


    Hieronder staat de afbeelding van 19 juni 2022 van de wikipedia-pagina over Rudolf Steiner. De tekst van deze wikipedia-pagina wil ik stukje bij beetje onder de loep nemen. Van de resultaten doe ik, naast bestudering van "Filosofie der Vrijheid", verslag op deze pagina.