November 2021
Op de workshop wonderlijke wiskunde van de studiedag van de NVvW was door een divers gezelschap van 15 deelnemers ingetekend. Naast verwachte wiskundeleraren waren twee kleuteronderwijzers, twee wiskundestudenten en een hoogleraar meetkunde aanwezig. Deze onverwachte diversiteit vroeg om een improvisatie, die met een spontaan applaus afsloot.
Het thema van de studiedag, diversiteit, werd in deze workshop belicht vanuit het standpunt dat punt, lijn en vlak ruimtelijke elementen zijn. De deelnemers konden beleven hoe een onbekende kant van de vlakke meetkunde onverwacht tevoorschijn komt, wanneer de lijn als element in een gelijkwaardige positie tegenover het anders zo dominante puntbegrip komt te staan.
Drie oefeningen werden behandeld, die elk op zich in de klas een of meer lesuren zouden kunnen beslaan. Euclides gebruikte, naast het begrip punt, de begrippen lijnstuk en vlakdeel, die verwijzen naar de huidige begrippen lijn en vlak. Lijn en vlak zijn, naast het begrip punt, elementaire meetkundige bouwstenen. Bij opdeling van een element in stukken en delen, verdwijnt de essentie, zoals bij vee in een slachterij. De resterende delen van het geheel krijgen eigen namen. De ruimtelijke elementen punt, lijn en vlak zijn ondeelbare gehelen. In de vlakke meetkunde wordt gewerkt met de elementen punt en lijn. De eerste oefening introduceerde punt en lijn als grensvormen van de cirkel. In plaats van de cirkel voldoet hiervoor elke gesloten curve.
De elementen punt en lijn brengen allereerst twee grondvormen (Grundgebilde) voort: de lijnenwaaier (Geradenbüschel, pencil of lines, faisceau) en de puntenrij (Punktreihe, range of points, points colinéaire). N.B. de veelgebruikte lijn als functie is puntenrij. De tweede oefening liet cirkels ontstaan uit twee congruente lijnenwaaiers. Dit hangt samen met de
uit de schoolwiskunde
bekende stelling van de constante (omtreks-)hoek bij de cirkel. De derde oefening liet parabolen ontstaan uit twee congruente puntenrijen. Dit hangt samen met de in de schoolwiskunde onbekende stelling van de constante (brandpunts-)hoek bij de parabool. Het verband tussen beide constante hoekstellingen heet dualiteit. Waar komt dit duale verband vandaan? Voor het antwoord op deze vraag gingen we terug naar de vijf meetkundige postulaten (grondstellingen) van Euclides. Eigenschappen van deze grondstellingen doorkleuren het gehele bouwwerk van euclidische stellingen.
Om zicht te krijgen op dualiteit, werden metrische begrippen opzij gezet. Daarom konden het derde en vierde postulaat het veld ruimen en werden de eerste twee postulaten tot het eerste incidentiepostulaat teruggebracht:
"Twee punten zijn incident met één enkele lijn".
Incident betekent "liggen op", "gaan door" en dergelijke. Het laatste postulaat zegt: "Twee lijnen hebben één enkel punt òf één richting
gemeenschappelijk". Met axiomatische permissie van het eerste postulaat treedt
het begrip richting op als punt: "Een punt en een richting hebben één enkele lijn gemeenschappelijk". Het tweede incidentiepostulaat luidt dan:
"Twee lijnen zijn incident met één enkel punt"
met de aantekening dat een richting axiomatische toestemming heeft in te vallen als punt.
Tenslotte kwam het nauw verwante begrip polariteit aan bod. Polariteit is paarvorming tussen ruimte en coruimte. De verzamelingenleer noemt dit een 1-1-relatie en ook wel bijectie. In de schoolwiskunde van afgelopen 100 jaar is meermaals gepoogd de pooltheorie te introduceren. Het is tot nu toe niet gelukt deze prachtige theorie op verantwoord wijze in te voeren als eigenschap van de diverse kegelsneden. Met behulp van met differentiëren gevonden vuistregels als "eerlijk delen" en "halve substitutie" werden vraagstukken over polariteit gemaakt, zonder dat duidelijk werd waarom de poolrelatie een bijectie is en waarom het raaklijnverschijnsel optreedt. Mogelijk dat de centrale begrippen coruimte en de zelfduale incidentierelatie (axX + byY + c(xY + yX) + d(x + X) + e(y + Y) = 1 of 0, zie de homepage) een uitkomst bieden. De kegelsneden kunnen in dat geval worden opgevat als de polariteit (x, y) ≡ (X, Y) of [X, Y] ≡
[x, y] in combinatie met een zelfduale incidentierelatie:
axx + byy +2cxy + 2dx +2ey = 1 of 0