Toen Clay in 1912 privaatdocent in Delft werd, kreeg hij de gelegenheid zijn natuurfilosofische opvattingen ook in academische kring uit te dragen. Hij opende zijn lessen met een rede over De drieledigheid der natuurkennis, waarin dezelfde thematiek als in zijn artikel uit 1907 aan de orde komt. Weer wil hij nut en noodzaak van de natuurfilosofie voor de natuurwetenschap aantonen.
Clay erkent dat niet iedere natuuronderzoeker overtuigd is van het belang van de filosofische doordenking van zijn werk. Nog steeds, zo betoogt hij, wordt een wiskundige of natuurkundige die zich met de filosofie van zijn vak bezighoudt, door velen als een slecht wiskundige of natuurkundige beschouwd(...) Clay hoopt in zijn voordracht zelfs te kunnen aantonen dat ‘wijsgeerige overlegging in de natuurkennis niet kan ontbreken (...), maar dat juist daardoor de ware beteekenis der natuurkennis voor ons duidelijk wordt, en dat zij tot het bevredigende natuurbegrip voert’.
Clay onderscheidt in de natuurkennis drie elementen: de waarneming, de voorstelling en het begrip. In het denken over de natuurwetenschap is tot zijn verdriet het accent nogal sterk op de waarneming en - zij het in mindere mate - op de voorstelling komen te liggen (...) ‘Wat Kant echter gezocht heeft, vinden wij bij Hegel bereikt. De ervaring en de voorstelling naast het begrip bij Kant, de voorstelling opgelost in en tot begrip bij Hegel.’ Het is Hegel die gewezen heeft op de diep ingrijpende werkzaamheid van de geest in de natuurwetenschap en aan wie het inzicht in het logische primaat van het zuivere begrip te danken is.
Dat inzicht, zo gaat Clay voort, is nog lang niet algemeen:
De experimenteele natuurkunde heeft zichzelf een plaats veroverd. De waarde der mathematische natuurkunde wordt overal hoog geschat en zij heeft aan elke universiteit haar recht bewezen en verkregen. De logische ontwikkeling der natuurbegrippen is ver achtergebleven en begint pas te ontkiemen. Ook zij behoort echter hare rechtmatige plaats in te nemen om 't evenwicht te herstellen.
Kennelijk vindt hij het noodzakelijk dat naast de experimentele en de theoretische natuurkunde ook de natuurfilosofie een leerstoel in de faculteit van de wiskunde en de natuurwetenschappen krijgt. Het natuurfilosofische onderwijs wilde hij breed opzetten, met aandacht voor de geschiedenis van de natuurwetenschap en zelfs voor ‘litteraire, in 't algemeen aesthetische, vorming’.
En dat alles aan de hand van het citaat van Hegel dat Clay als motto voor zijn oratie had gekozen: ‘Dies ist nun die Bestimmung und der Zweck der Naturphilosophie, dass der Geist sein eigenes Wesen, d.i. den Begriff in der Natur, sein Gegenbild in ihr finde’.
Aan het eind van zijn voordracht betuigt hij ook zijn dank aan zijn drie leermeesters op het vlak van respectievelijk de waarneming, de voorstelling en het begrip: Kamerlingh Onnes, ‘de man van de daad’, Lorentz, ‘de geniale ontwerper van verschillende nieuwe theorieën’, en Bolland, ‘de diepzinnige logicus’.De stichting ionawiskunde is gevraagd voor de "Dag van de Arnhemse Geschiedenis"
op zaterdag 7 oktober 2023 van 13:15 - 13:45 uur een openbare lezing te houden
De voorlopige titel is: Lorentz, de Nederlandse Kepler